-
1 pretend
adj. voordoend; aanspraak makend--------v. zich voordoen als; doen alsof; aanspraak maken op[ prittend]♦voorbeelden:→ pretend to pretend to/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 pretenderen ⇒ voorgeven, (ten onrechte) beweren -
2 pretend at indifference
pretend at indifference
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский